Geert Gratama is opgegroeid in Leeuwarden en studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Hij is illustrator en grafisch ontwerper voor uitgeverijen, theatergezelschappen, reclamebureaus, overheden, instellingen en bedrijven. De laatste jaren beleeft hij een tweede jeugd als illustrator van kinderboeken. Het boek “Bureau S.P.E.U.R.N.E.U.S. en de Boekenmaffia” van Jozua Douglas werd in 2022 genomineerd voor de CPNB-Kinderjuryprijs. Ook maakte hij de illustraties bij de Grote Vincent van Gogh atlas junior, het boek wat een plek heeft gekregen op de lijst voor de bovenbouw. We mochten Geert een aantal vragen stellen. Lees je mee?
Hoe ben je met illustreren begonnen?
Ik heb altijd getekend, net als alle kinderen. De meeste mensen houden er mee op als ze ouder worden. Dat heb ik nooit begrepen.
Wilde je altijd al schrijver/illustrator worden?
Nee. Ik wilde astronaut worden. Of profvoetballer. Of gemaskerde misdaadbestrijder. Dat soort dingen.
Waar haal je je inspiratie vandaan?
Ik haal mijn inspiratie overal vandaan. Alles en iedereen is interessant. Saaie mensen bestaan niet. Als mijn inspiratie stokt ligt dat dus aan mij. Dan ben ik moe en dan heb ik weer eens te hard gewerkt. Meestal kijk ik dan een weekendje naar Netflix-series.
Hoeveel uur illustreer je per week?
Ik teken plm. 50 uur per week. Dat mag wel wat minder.
Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met het nieuwste boek van Jozua Douglas.
Heeft illustreren jouw leven veranderd? Kun je dat uitleggen?
Ik kon goed leren, en ik had dus ook dokter kunnen worden, om mensenlevens te redden. Ik vraag me vaak af of dat niet nuttiger zou zijn geweest. Maar ik ben nu eenmaal tekenaar geworden.
Hoe verwerk je maatschappelijke thema’s in je boeken?
Ik ben de illustrator, en ik bepaal niet welke thema’s worden behandeld. Dat doet de schrijver. Ik kan trouwens maar weinig voorbeelden bedenken van geslaagde boeken over maatschappelijke thema’s. Er zit vaak iets krampachtigs in. Liefde, vriendschap, goed en kwaad, dat zijn de echte onderwerpen.
Wie zijn jouw favoriete kinderboekenauteurs en waarom?
Toen ik elf werd kreeg ik “de Zevensprong” van Tonke Dragt van mijn grootmoeder. Heb ik tien keer achterelkaar gelezen. Omdat ik geen afscheid wilde nemen van de personen in dat boek. Ze waren mijn beste vrienden geworden.
Hoe gaat het illustreren van een boek bij jou in zijn werk?
Ik lees het verhaal eerst alsof ik er geen tekeningen bij hoef te maken. Om te kijken wat het verhaal met me doet. Vind ik het spannend? Of grappig? Of eng? Of allemaal tegelijk? Daarna lees ik het verhaal nog eens, maar nu maak ik er aantekeningen bij. Waar spelen de scènes zich af? Hoe zien de personen eruit? Wat hebben ze aan? En wat kan ik tekenen zonder te verklappen hoe het afloopt? Dan lees ik verhaal voor de derde keer, en maak ik kleine schetsen voor de tekeningen. Als dat allemaal gebeurd is begin ik pas met tekenen.
Welke tips heb je om kinderen aan het lezen te krijgen?
Laat je door niemand vertellen wat goed voor je is of slecht. Dat bepaal je helemaal zelf. Als je een boek na vijf bladzijden stom vindt moet je nog even doorlezen. Soms moet je aan een verhaal wennen. Als je het na tien bladzijden nog steeds stom vindt mag je stoppen.
Wist je dat ik…
… mijn hele leven mijn geld heb verdiend met tekenen…
… maar dat ik pas op mijn 58e voor het eerst een kinderboek maakte?
… dat ik in 1982 een van de eerste computertekenaars was?
… en dat ik nu nog steeds het liefste op papier teken?
… een hele lieve hond heb, en dat hij héél erg bang is voor vuurwerk?
… ik allergisch ben voor garnalen, en dat dat goed uitkomt omdat ik ze vies vind?