Milja Praagman (Amsterdam 1971) groeide op in Den Dungen in een oud huis op een dijk, met veel dieren en veel ruimte om zich heen. Ze studeerde grafisch ontwerpen aan de Akademie voor beeldende kunsten Sint Joost in Breda. Ze werkte voor Okki, Bobo, Sesamstraat en Taptoe en zo werd het tekenen voor kinderen haar belangrijkste bezigheid. Voor Sesamstraat-televisie maakt ze animaties. Door het illustreren en vooral door het verzinnen in opdracht voor Okki e.a. ontstonden ook veel nieuwe ideeën voor ‘eigen’ verhalen. Een van die verhalen was haar eerste prentenboek Meneer Po.
Milja’s boeken zijn vertaald in; U.S.A., Canada, Denemarken, Italië, Israël, Iran, Japan, Korea, Spanje ( en Galicië & Baskenland) Duitsland, Macedonië, Engeland, Vietnam, Frankrijk en China.
Nog 100 nachtjes slapen, over het meisje Dorus dat vrolijk driehoekjes uit kleding knipt om er een vlaggenslinger van te maken, werd gekozen tot Prentenboek van het Jaar 2013. In 2017 werd Omdat ik je zo graag zie bekroond met een Zilveren Penseel. Voor de Kinderboekenweek van 2018 mocht zij het prentenboek maken Kom erbij. Met haar prentenboek OOZ staat ze dit jaar op de onderbouwlijst van de Boekenbingo. Tijd om Milja een aantal vragen te stellen.
Hoe ben je met schrijven en illustreren begonnen?
Ik studeerde Grafisch ontwerpen, na het afronden van die studie vroegen sommige mede afgestudeerde vrienden mij of ik voor de wat zij vormgaven illustraties wilde maken. Zo werd ik langzaam en per ongeluk illustrator. Toen ik voor Okki illustreerde vroegen ze mij of ik ook strips, recepten e.d. kon bedenken. Zo ontstonden er langzaam ook ideeën voor verhalen zoals Meneer Po.
Wilde je altijd al schrijver/ illustrator worden?
Nee, ik heb daar nooit echt serieus over nagedacht. Niemand in mijn omgeving of die ik kende was kinderboekenschrijver of illustrator. In de vierde klas (nu groep 6) op de basisschool kwam Burny Bos op schoolbezoek om te vertellen over zijn werk, dat was wel een magisch moment. Als kind was ik wel altijd aan het tekenen en heb ik ook kranten gemaakt die ik één voor één vol tekende en schreef.
Waar ben je op dit moment mee bezig?
Samen met Gideon Samson heb ik net een wel heel bijzonder prentenboek gemaakt dat heet Lamelos. Het knettert van originaliteit, er zit zo ontzettend veel maak-plezier van ons allebei in dit boek. Daarnaast ben ik een poos bezig geweest met het illustreren van een omvangrijke verzamelbundel Elk versje is een visje met 111 gedichten (en evenveel illustraties van mij). Deze bundel is samengesteld door Hans en Monique Hagen en is onlangs verschenen bij uitgeverij Querido.
Hoe verwerk je maatschappelijke thema’s in je boeken?
Ik denk veel na over maatschappelijke thema’s. OOZ is daar een goed voorbeeld van, het is een idee van ongeveer 10 jaar geleden wat in de afgelopen jaren steeds meer werd uitgedacht hoe ik dat het beste kon vormgeven. Belangrijkste was wel dat dieren naar ons kijken met eenzelfde verwondering als wij naar hen.
Hoeveel werk je?
Bijna fulltime, zelfs als ik de hond uitlaat, onkruid wied of lui in de tuin in de zon zit, kan ik nog nadenken over hoe ik een verhaal wil vertellen of wat er nog niet klopt aan de illustratie waar ik mee bezig ben. Mijn vaste routine is nadat ik mijn naar school gaande dochter heb uitgezwaaid, ik meestal even ga kijken naar de stand van zaken op mijn bureau, soms werk ik dan al even. Daarna ga ik de hond uitlaten en als die zijn eten heeft gekregen, ga ik heerlijk aan het werk.
Hoe gaat het schrijven van een boek bij jou in zijn werk?
De ideeën voor de boeken die ik heb gemaakt zijn er meestal ineens, wat zich laat vergelijken met het vinden van een schat. Het uitwerken van zo’n idee duurt soms heel lang, maar soms gaat het ook heel snel.
Waar ben je het meest trots op?
Het meest trots ben ik meestal op het laatste en nieuwste boek. In dit geval is dat OOZ.